in de steek laten (n) (n) (algemeen) | Verlassen (n) (n) (algemeen) |
in de steek laten (n) (v) (achterlaten) | Verlassen (v) (achterlaten) |
in de steek laten (n) (v) (afvallen) | abtrünnig werden (v) (afvallen) |
in de steek laten (n) (v) (persoon) | im Stich lassen (v) (persoon) |
in de steek laten (n) (v) (afvallen) | abfallen (v) (afvallen) |
in de steek laten (n) (v) (verraden) | verraten (v) (verraden) |
in de steek laten (n) (v) (verraden) | untreu sein (v) (verraden) |
in de steek laten (n) (v) (achterlaten) | aufgeben (v) (achterlaten) |
in de steek laten (n) (v) (verraden) | die Treue brechen (v) (verraden) |